
Het was Ernst Grünfeld (Zie foto) die in 1922 één van de meest populaire openingen van het hedendaagse schaak introduceerde tijdens een partij tegen Alexander Alekhine te Wenen. Achter de historiek ervan schuilen echter vele grootmeesters als Vassily Smyslov, Alexander Alekhine, Mikhail Botvinnik, Bobby Fischer en Garry Kasparov. Tijdens de wereldtweekamp tussen Anatoli Karpov en Garry Kasparov te Sevilla 1987 verscheen de Grünfeld maar liefst in acht partijen op het schaakbord.

4.cxd5 Pxd5 5.e4 Pxc3 6.bxc3 Een typisch kenmerk van de Grünfeld ruilvariant is, dat wit een ideale centrumformatie krijgt. Zwart zal later in de partij deze pionnenstructuur stevig onder handen nemen. Indien zwart in zijn opzet om het witte centrum te ontmantelen slaagt, krijgt hij mooie aanvalsmogelijkheden in ruil. Zo niet, kan wit meestal op verstikkende wijze vernietigend uithalen. (Zie diagram 2)

7...c5 De tegenstoot waarmee zwart onmiddellijk op zoek gaat naar tegenspel.
8.Pe2 Hét grote voordeel van deze zet is dat wit na ...Lg4 met f3 kan antwoorden.
8...Pc6 9.Le3 Het alternatief 9.d5 ziet er bijzonder aanlokkelijk uit, maar na 9...Pe5 10.Lb5+ Ld7 11.Lxd7+ Dxd7 12.0-0 Pc4 13.Dd3 Da4 is de stelling volkomen in evenwicht.
9...0-0 10.0-0 Na het foutieve 10.dxc5? is 10...Pe5 11.Lb3 Dc7 erg vervelend!

11.f3 Pa5 12.Lxf7+! Na de tweekamp tussen Karpov en Kasparov te Sevilla 1987 werd dit voor vele schakers een bijzonder attractieve variant. De theorie betreffende deze mode-variant werd dan ook in razendsnel tempo tot in de kleinste details uitgewerkt. Een belangrijk alternatief bestaat uit 12.Ld3 cxd4 13.cxd4 Le6 14.d5!? (Of 14.Tc1!? Lxa2) 14...Lxa1 = De Sokolsky-aanval. Wit tracht hier door middel van een kwaliteitsoffer het initiatief te veroveren.
12...Txf7 13.fxg4 Txf1+ 14.Kxf1 Zwart heeft méér dan voldoende compensatie voor het pionoffer.
Tot Schaaks, Koen Van Beylen